Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp
Email
Print

Ludgerusschool: 150 jaar jong

Ludgerusschool: 150 jaar jong
Hoe de Ludgerusschool veranderde van een wat belegen honderdjarige in een frisse, enthousiaste honderdvijftiger.

Gerard Bosman was 35 jaar directeur van de Ludgerusschool. In 2010 ging hij met pensioen, waarna hij nog regelmatig opdook als invalkracht. Dat was altijd een verrassing voor de kinderen, die hem natuurlijk allemaal kenden. Tot 2017, want toen ging hij verhuizen naar Weert.
In het huidige jubileumjaar gaan Gerards gedachten terug naar de 35 jaar waarin hij directeur was. Hij schrijft erover voor LoenensNieuws:

Vernieuwing na het 100 jarige lustrum
Na de viering van het 100-jarig bestaan, in november 1972, gebeurde er iets met de school: er kwam een nieuw bestuur en een team van enthousiaste, jonge leerkrachten met frisse, nieuwe ideeën. De kern van dit team bleef de school wel minstens 25 jaar lang trouw. Zo hadden ze alle tijd om hun ideeën uit te voeren. Die ‘harde kern’, dat waren Gerard Bosman (teamleider), Bernadette Magrijn (adjunct), Tees Rehwinkel, Wim van der Gun en Cora Kuiper, later aangevuld met Jos Frieling, Rian Mol, Hannie Boerema en vele anderen. Het team had een uitgesproken visie op het onderwijs. Dat kwam neer op (1) gelijke kansen voor iedereen, (2) de kwaliteit van het onderwijs en (3) plezier in school.

1. Alle leerlingen welkom
Alle leerlingen, onafhankelijk van het inkomen van hun ouders, hun intelligentie of hun karakter moeten gelijke kansen krijgen, was de visie. Aanvankelijk kregen kinderen zo nodig bijlessen, later werd dit ingebouwd in het reguliere onderwijsaanbod. De buitenschoolse activiteiten waren gratis en voor alle leerlingen toegankelijk. Zo was er blokfluitles, damles, schaken, fotografie en meer. Binnen het onderwijs werd al in de jaren ‘70, een systeem opgezet voor hulp aan uitvallers. Als het kon boden de klassenleerkracht of ouders die hulp, maar als het ingewikkelder was deed de remedial teacher dit. Daarbij kreeg de school ook steun van de onderwijsbegeleidingsdienst. Voor de ‘uitvallers’ naar boven, de hele goede leerlingen, kwam de zogenaamde vooruit-klas. Voor kinderen met sociaal emotionele problemen, was er naast de lessen in de klas een speciale ‘Soemva-groep’ (Sociaal Emotionele Vaardigheden).
De leerkrachten gebruikten genormeerde testen en toetsen. Die hebben nu soms een slechte naam, maar wij gebruikten ze zoals het eigenlijk bedoeld was: als een evaluatiemoment vooral voor de leerkrachten: heeft de docent het wel goed uitgelegd? Is de leerstof geschikt, heeft de leerling het begrepen?

Kinderen uit andere landen
Er was ook aandacht voor kinderen en hun ouders elders in de wereld, die weinig kansen krijgen. Zo had de school een hechte band met Butende, een dorp in Oeganda. Dat ging via kloosterzusters, die daar een school en een polikliniek runden. Leerlingen schreven brieven naar klasgenoten in Butende (bijvangst: goed voor hun Engels) en we ondersteunden de school. Ook het dorp zelf hielpen we met een waterput met pomp en aggregaat. De zusters kwamen altijd langs als ze in Nederland waren. Zelfs de Oegandese minister van Landbouw is samen met zijn hoge ambtenaren bij ons geweest en via ons naar veel boeren.
Ook binnen de school was aandacht voor de opvang van kinderen, die gevlucht waren uit onveilige landen. Eerst waren dat vooral Roemeense kinderen, waar nu nog steeds contact mee is. Later waren het bijvoorbeeld kinderen uit Irak. We zijn trots op de inzet die ouders daarbij getoond hebben. Ieder kind kreeg één uur per dag individueel taalles van een ouder. Veel kinderen kregen ook thuis bij de andere leerlingen een hartelijke ontvangst.

2. De onderwijskwaliteit
Als je kinderen gelijke kansen wil geven, moet je natuurlijk goed onderwijs bieden. Het team deed er veel aan om op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen door bijscholing en
met hulp van de schoolbegeleidingsdienst. Wat niet veel mensen weten is dat de school een intensieve samenwerking had met uitgeverij Zwijsen, dè uitgeverij van onderwijsmethoden. Zo hebben we meegewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe methodes zoals ‘Veilig leren lezen’, nog steeds de meest gebruikte leesmethode. Dat gold ook voor de methode ‘Operatoir rekenen’ en het programma ‘Taalkabaal’, een methode die ook gebruikt wordt in het onderwijs aan tweetalige kinderen.
Mede door de Oud Papier Actie OPA (in de gouden tijd 25 cent per kilo), had de school de beschikking over prachtig documentatiecentrum, aangevuld met dia’s. Nu is dat achterhaald door de computer met alle mogelijkheden van dien. Overigens begon de school daarmee al vroeg, met een centrale computerhoek in de hal, een verrijdbare kar met laptops en achter in de klassen werkbanken met zes computers. Wat nu vaak een ondergeschoven kindje lijkt, het lezen, was toen een speerpunt met een grote leeshoek, een kwartiertje recreatief lezen als start van de dag en niet te vergeten de inzet van de ‘leesmoeders’.
Goed onderwijs gedijt het best in een veilige omgeving. Hiervoor had de school zich een systeem van mediation eigen gemaakt, opgezet met deskundige ouders: een systeem waarbij kinderen zelf kunnen bemiddelen bij het oplossen van ruzies.

3. Plezier op, en buiten school
Als je goed onderwijs wil geven heb je een veilige omgeving en een prettige sfeer nodig. Dat uit zich allereerst door een warm klimaat in de klas, gewoon tijdens de reguliere vakken. Maar de extra activiteiten helpen daar ook aan mee. Zo waren de week- en maandsluitingen altijd weer een klein feestje, evenals de zelf samengestelde vieringen in de kerk rond kerstmis, Pasen, een speciale Oeganda-manifestatie en meer. Projecten als ‘Kunst in de School (KIS) zorgden voor een bijzondere sfeer met schilderen en muziek (De Schilderijententoonstelling van Mussorgski). Tijdens het ‘handvaardigheidscircuit’ werkten de kinderen rond vier verschillende technieken, begeleid door leerkrachten en ouders. En wat te denken van een vorstperiode? De leerkrachten toverden dan het schoolplein in één nacht om tot een heerlijke ijsbaan (kwestie van 4x spuiten). In de jaren 90 kwam dit zelfs op het jeugdjournaal, toen we op 21 november de eerste ijsbaan van Nederland hadden.
Tijdens de reünie dit jaar bleek dat de ex leerlingen nog met enthousiasme terugdenken aan:

*De schoolreisjes.
We hadden een cyclus van drie jaar. Het ene jaar gingen de leerlingen met de bus of soms met de trein naar een pretpark, de onderbouw en bovenbouw apart. Het volgende jaar was er een feest rond een thema in en (vlak) buiten de school, ook op het terrein van buurman Van Schaik. In groepjes ging het dan in circuitvorm langs allerlei activiteiten met als hoogtepunt een auto slopen. (foto?)
Het derde jaar was er een slaapweekend op de boerderij, de onderbouw en de bovenbouw ieder naar een andere plek (vaak bij Van Kooten en Beukeboom). Het ‘slapen’ vond plaats op de deel, op het stro in de slaapzak. Overdag was het hutten bouwen, zwemmen, varen op de Angstel, piratenspel en kampvuur met optredens van alle groepen. ’s Ochtends vroeg was er een natuurwandeling en soms, als je mazzel had, kon je net de geboorte van een kalfje meemaken.

*Viering einde schooljaar
Voor de leerlingen van groep 8 was dit een intensieve periode. Er was dan een schoolkamp, meestal naar Lunteren. In een grote blokhut van de scouting, midden in het bos, was er een uitgekiend programma, inclusief dropping en zelf koken. Dan volgde de musical, aanvankelijk in ‘Ons Huis’ en later in ’t Web. En tenslotte was er de door de leerlingen zelf samengestelde eindviering in de kerk.
Er was ook altijd een eindfeest voor de hele schoolgemeenschap op het plein. Een keer zelfs met een toneelstuk: ouders en leerkrachten speelden de klucht ‘Oma wint de wereldcup’.

Het kernteam van destijds is nog wel enthousiast, maar niet jong meer. Ze zijn intussen allemaal met pensioen. Als laatste nam ‘meester Wim’ een paar jaar geleden afscheid van de school, die zijn enige werkgever was.
Zo heeft de school in het afgelopen decennium weer opnieuw een frisse start kunnen maken.

Gerard Bosman